Over WOZ Control

De WOZ-waarde is een grondslag voor belastingheffing door drie overheden. De WOZ-waarde wordt voor de volgende belastingen gebruikt:

* Gemeente : onroerende-zaakbelasting
* Belastingdienst : Eigenwoningforfait bij inkomstenbelasting, afschrijvingsgrens gebouwen in de vennootschapsbelasting
* Waterschap : Watersysteemheffing (voorheen: omslag gebouwd)

Daarnaast werkt de objectafbakening van artikel 16 Wet WOZ door in onder andere de Wet belastingen op milieugrondslag (energiebelasting), de Elektriciteitswet en de Gaswet.

Ook wordt de WOZ-waarde maatschappelijk steeds breder gebruikt; banken accepteren de WOZ-waarde veelal als bewijs dat de waarde van de woning voldoende onderpand is voor een (tweede) hypotheek of als bewijs dat het zogenaamde toptarief (hoger rentetarief als de lening meer bedraagt dan de executiewaarde) niet meer betaald hoeft te worden.

[bewerken] Uitvoering

De uitvoering van de Wet WOZ ligt in handen van de gemeenten. De uitvoering van de wet wordt gecontroleerd door de Waarderingskamer, een zelfstandig bestuursorgaan met een publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid. De Minister van Financiën is politiek verantwoordelijk. De gemeente bepaalt dus een WOZ-waarde voor een onroerende zaak (WOZ-object) en levert deze waarde aan RBD en waterschappen, maar ook aan het CBS voor statistische doeleinden.

[bewerken] Waardepeildatum

De WOZ-waarde wordt periodiek opnieuw vastgesteld en geldt dan voor een bepaalde periode (een WOZ-tijdvak). Omdat een taxateur niet alle objecten op dezelfde dag kan taxeren en om rechtsgelijkheid te creëren worden alle objecten naar dezelfde “waardepeildatum” getaxeerd.
WOZ-tijdvak: Geldt voor de jaren: Waardepeildatum:
1e 1997 t/m 2000 1 januari 1995
2e 2001 t/m 2004 1 januari 1999
3e 2005 t/m 2006 1 januari 2003
4e 2007 1 januari 2005
5e 2008 1 januari 2007
6e 2009 1 januari 2008

Zoals te zien is in bovenstaande tabel geldt in het eerste en tweede WOZ-tijdvak de waarde voor een periode van 4 jaar. Door de wetswijziging van november 2005 wordt deze periode verkort tot 2 jaar (2005-2006) om daarna tot een jaarlijkse herwaardering te komen.

Vanaf 2008 ligt de waardepeildatum één jaar voor de ingang van het belastingjaar waarvoor de WOZ-waarde wordt vastgesteld (artikel 18, lid 2 Wet WOZ).

[bewerken] Toestandsdatum

De waarde van een onroerende zaak dient in het kader van de Wet WOZ te worden bepaald naar de waarde die de onroerende zaak op de waardepeildatum had en naar de situatie waarin de onroerende zaak zich op die datum bevond. Dit is slechts anders wanneer er tussen de waardepeildatum en het begin van het heffingstijdvak zich wijzigingen hebben voorgedaan in de zin van bouw, verbouw, wijziging van bestemming, verbetering, afbraak, etc. In deze situatie wordt als toestandsdatum het begin van het heffingstijdvak gehanteerd. In beginsel is de toestandsdatum derhalve gelijk aan de waardepeildatum tenzij bovenstaande wijzigingen zich in de tussenliggende periode hebben voorgedaan. Gemeenten zijn niet verplicht om de toestandsdatum, wanneer als toestandsdatum wordt afgeweken van de waardepeildatum, af te drukken op het beschikkingsbiljet, omdat deze van rechtswege volgt. Volgens de jurisprudentie is het echter wel wenselijk dat de toestandsdatum wordt vermeld LJN: AZ2669, Rechtbank Zutphen , 06/581 en 06/1440 WOZ.

[bewerken] WOZ-object

Volgens de Wet WOZ is een WOZ-object:

* een gebouwd eigendom; een ongebouwd eigendom; een gedeelte van een gebouwd of een ongebouwd eigendom dat volgens indeling bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt; een samenstel van twee of meer gebouwde of ongebouwde eigendom, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Een WOZ-object wordt bepaald (afgebakend) op basis van de volgende criteria:

* binnen één gemeente
* één eigenaar
* één gebruiker

Hierbij geldt dat een zelfstandig WOZ-object minimaal moet beschikken over een toilet en een keuken(tje). Het is niet voldoende dat een ruimte afzonderlijk afsluitbaar is.

Op basis van de bovenbeschreven definitie telde Nederland begin 2006 voor het eerst meer dan 8 miljoen WOZ-objecten (woningen en bedrijfsgebouwen). Een jaar eerder was dit nog 7,8 miljoen. Vooral het aantal niet bewoonde bedrijfsgebouwen steeg fors. Ruim 85 procent van de WOZ-objecten is een woning en 10 procent is een bedrijfsgebouw. De overige 5 procent bestaan uit bijvoorbeeld monumenten, eenvoudige sportfaciliteiten, enzovoort.

[bewerken] Waardebepaling

De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

Er zijn verschillende taxatiemethodieken die worden toegepast;

* Voor woningen: de vergelijkingsmethode
Een woning wordt vergeleken met vergelijkbare woningen die rond de waardepeildatum zijn verkocht.

* Voor niet-woningen (bedrijven, scholen, etc.): Voor een niet-woning dient de waarde te worden bepaald op basis van de economische waarde en op de gecorrigeerde vervangingswaarde (GVW). De hoogste waarde dient te worden gehanteerd. De economische waarde voor niet-woningen kan op 3 manieren worden bepaald, te weten: middels de vergelijkingsmethode, de huurwaardekapitalisatiemethode (HWK) en de Discounted-cash-flow methode (DCF).

In de praktijk komt het erop neer dat courante niet-woningen (kantoren, winkels, horeca, etc.) volgens de HWK-methode worden gewaardeerd, campings en hotels op basis van de DCF-methode worden gewaardeerd en incourante panden (scholen, ziekenhuizen, etc.) volgens de GVW-methode worden gewaardeerd.

De bepaalde waarde geldt dan voor het gehele WOZ-tijdvak.

In de oorspronkelijke wet gold: als er een wijziging optrad aan het object gedurende het tijdvak werd de waarde opnieuw bepaald. De waarde gold dan ingaande het jaar na het tot stand komen van de wijziging. De wijziging moest wel groter zijn dan 5% van de oude waarde, met een minimum van € 11.345, of moest groter zijn dan € 113.445. Dit was artikel 19 van de wet, maar dit artikel is per 1 januari 2007 komen te vervallen omdat er sindsdien elk jaar een nieuwe waarde wordt vastgesteld.

De gemeente maakt de waarde kenbaar aan de belanghebbende door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit gebeurt normaliter tegelijkertijd met het verzenden van de OZB-aanslag, in de eerste acht weken van het jaar. Binnen zes weken na dagtekening van de beschikking kan de belanghebbende bezwaar maken tegen de vastgestelde waarde. In 2008 diende 3,5% van de ontvangers van een woz-beschikking een bezwaar in. De gemeente beoordeelt de situatie opnieuw en doet uiterlijk op 31 december uitspraak. Als de belanghebbende het hiermee niet eens is kan hij of zij beroep aantekenen bij de rechtbank. Daarna staan nog de beroepmogelijkheid bij het Gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad open.

Men dient zich te realiseren dat de WOZ-waarde een grondslag is voor de OZB, waterschapsheffing en de inkomstenbelasting. Wie het niet met de waarde eens is, zal dus tegen de WOZ-beschikking bezwaar moeten maken (binnen 6 weken na dagtekening van de aanslag/beschikking). Bezwaar tegen latere aanslagen op grond van de WOZ-waarde zal niet ontvankelijk worden verklaard. De waarde kan ondanks een niet-ontvankelijk verklaring nog wel worden verlaagd, maar alleen als blijkt dat de waarde meer dan 20% en tenminste € 5.000 lager had moeten zijn. Is de waarde dus te hoog vastgesteld en maakt men geen bezwaar, dan zit men voor het gehele jaar aan de (te) hoge waarde vast.